Laatst was ik thuis aan het opruimen. Ik heb geen grote zolder, wel een aantal kleine bergingen, waar van die typische dingen staan die je daar neer hebt gezet toen je er kwam wonen, en die je braaf meeverhuisd elke keer. Een beetje onzinnig, vandaar die opruimactie.
Naast allerlei spullen uit mijn jeugd, kwam ik ook recentere dingen tegen. Zoals verslagen van beoordelingsgesprekken. Geïntrigeerd begon ik te lezen. Al snel vond ik het niet zo leuk meer. De onvoldoendes vlogen me om de oren. Het voelde alsof ik een schoolrapport van vroeger zat te lezen. De toon was behoorlijk vergelijkbaar. ‘Wouter is niet in staat gebleken dit of dat te doen’, ‘Wouter moet nog flinke stappen zetten’,’Wouter wil liefst leren over analyse, maar ik wil dat ie andere dingen leert’, ‘Wouter heeft geen visie’, en nog wat van dat soort kreten.
Het raakte me om dat te lezen. Even voelde ik me weer heel klein worden. Zoals ik me ook voelde in die periode dat deze beoordelingen geschreven zijn. Wat me vooral opviel (en mateloos irriteerde) was mijn eigen onderdanigheid, en de sociaal wenselijkheid van mijn antwoorden: ‘ik ga er alles aan doen om die medewerker te worden die jij graag wilt dat ik ben (ontsla me alsjeblieft niet!)’. Inmiddels is dat aardig wat jaren geleden, maar nog steeds deed het me iets.
Ok, even iets meer context. Ik ben daar toen gaan werken omdat men een project deed wat me heel erg aansprak. Daar ben ik vol ingedoken. Veel geleerd over analyse, en mooie dingen gedaan. Dat vond ik fantastisch. Wilde er alles over leren, zat uren te experimenteren met data. Dit project was echter maar een deel van het werk dat ik daar deed. Er kwamen nog allerlei dingen bij die mij, zo terugkijkend, geen reet interesseerden. Ik wilde me verder bekwamen als analist, en deed ook voorstellen aan mijn manager om dat voor elkaar te krijgen. Allemaal werden die afgewezen.
Als ik die verslagen zo doorlees, proef ik de frustratie van die manager. Ik wilde gewoon niet deugen, zo lijkt het. De toon in die verslagen (geschreven door de betreffende manager) is ook nogal….kleinerend. Alsof ik een kleuter ben. Ook toen al was dat niet de beste omgeving voor mij.
Waarom ging ik niet weg dan? Tja, dat is een goede vraag. Ik kan allerlei verklaringen verzinnen. Maar uiteindelijk was ik gewoon bang. Je moest nu eenmaal een baan hebben, toch? Dus als je die hebt, zeg je die niet op. Je ondergaat alles wat ze verzinnen. Is het de bedoeling dat je je kleinmaakt, dan doe je dat. Heb je een mening die niets strookt met die van je manager? Jammer dan, suck it up. Alles om niet uit de toon te vallen. Jij hebt niets in te brengen.
Maar weet je wat zo grappig is? Uiteindelijk werkte het toch niet. Ik werd niet ontslagen, maar mijn contract werd niet verlengd. Klinkt anders, maar het resultaat is hetzelfde. Je hebt geen baan meer. Met allerlei nare gevolgen van dien (denk: een enorme deuk in je zelfvertrouwen).
Was ik nu echt zo’n slechte medewerker? Ergens wel. Ik vond al die dingen die niet analyse waren gewoon helemaal niet interessant. Dus deed ik ze niet, of halfbakken. Ik had daar regie op kunnen nemen. Dat deed ik niet. Had niet eens het idee dat dat mogelijk was. Dus ik hield me klein. Op een plek die gewoon niet passend was voor mij.
Na deze ervaring is iets soortgelijks nog een aantal keer voorgekomen. In net iets andere vorm, maar toch. Lessen blijven terugkomen tot je ze leert. En als je denkt dat je ze geleerd hebt, veranderen ze van vorm. Wat ik nu pas kan zien, is dat ik gewoon op de verkeerde plek was. Of misschien ook niet, want anders had ik deze les nooit geleerd.
Het laat zien wat de gevolgen kunnen zijn van jezelf klein (laten) houden. En dat hoeft niet. Jij kunt beter, en dat verdien je ook.